Het oude Hanzestadje aan de IJssel. Doesburg heeft een klein centrum met een middeleeuws stratenpatroon, mooie oude panden en een imponerende kerk.
Ons gezelschap bestond uit 12 SlowFood Betuwe leden, 3 leden van andere convivia en een introducé.
Om 11.00 uur werden wij verwelkomd met koffie en zelfgebakken appeltaart in museumtuin ’t Olde Ras.
Hier hebben wij de grootste particuliere fruitcollectie in Europa bewonderd.
Ongeveer 850 appel- en 700 perenrassen.
Ook tientallen kersen- en pruimenrassen zijn in de tuin te vinden.
Dit weekend was er een speciale markt, 80 appelsoorten lagen klaar om te worden geproefd.
Ook mocht je eigen appels en/of peren inleveren om deze te laten determineren, zodat je weet welke soort je in de tuin hebt staan.
De tentoonstelling gaf niet alleen een beeld van al dat fruit, maar ook van de vele namen die je eraan kunt geven: Wijnzuur appel, Gestreepte Wijnzuur appel, Doesburgse Kroon, Doesburgse Ster, Doesburgse Streepjesappel, Doesburgse Bellefleur, Finse Bellefleur, Belgische Bellefleur, Bataafse Bellefleur, en ga zo maar door.
Ook bij de peren helpt het om plaatsnamen toe te voegen zodat het onderscheid herkenbaar blijft.
Maar het meest waren wij toch wel onder de in druk van de Kerstboompeer
en het bord met alle zaden en pitten.
Buiten kun je ook fruitbomen kopen.
In de Betuwe staan we bekend om het fruit, we zijn wel wat gewend dus.
Maar hier waren we echt van onder de indruk.
Vervolgens de binnenstad van Doesburg in om te lunchen bij De Waag; sinds 1478 de oudste horecagelegenheid van Nederland.
In de gewelfde kelder hebben we de Doesburgse mosterdsoep geproefd voordat we naar de fabriek gingen om het verhaal te horen en het productieproces te bekijken.
De mosterdfabriek van Doesburg bestaat sinds 1457.
Indertijd had elk stadje wel een mosterdfabriek; deze in Doesburg is als een van de weinige fabriekjes blijven bestaan.
De Mosterdplant heeft dezelfde eigenschappen als onkruid: heb je eenmaal een plant in je tuin dan krijg je deze niet meer weg en ook de tuin van je buren verandert te zijner tijd in een mosterdveld.
In Nederland wordt de plant alleen gebruikt om de grond te verbeteren, dus als wisselgewas. Het zaad wordt zo laat als mogelijk gezaaid en de grond, met plant, wordt omgeploegd voordat het zaad rijp is.
Zo wordt voorkomen dat er een mosterdveld ontstaat.
De fabriek importeert het mosterdzaad uit Canada, het productieproces van zaad is goedkoop, de plant vernieuwt zichzelf na de oogst.
Je kunt zelf op een eenvoudige manier mosterd maken: een deel geel- en een deel bruin mosterdzaad mengen, weken in azijn (wijn of bier kan ook) en in een ronde bak doen.
Jeu de boules bal of een kegelbal erbij doen en dan rondjes draaien tot je een smeuïge massa krijgt.
De hoeveelheid azijn moet je zelf uitproberen, dat is afhankelijk van het zaad.
In de fabriek doen ze het machinaal met een mosterdsteen.
Wil je fijne mosterd dan moet je na een paar dagen nog een keer malen.
Je kunt er ook verschillende kruiden bij doen, wat je lekker vindt.
Mosterd bewaar je in de koelkast, het bederft niet, maar de smaak wordt wel langzaam minder.
Mosterd eet je bij vet eten, bijvoorbeeld op een kroket, omdat mosterd het vet neutraliseert en helpt bij de afbraak. Maar dan moet je het wel gelijktijdig eten.
De fabriek levert ook aan supermarkten als Jumbo en Coöp, dan staat er een uiterste houdbaarheid datum op, dit moet van de voedsel- en warenwet.
Tot slot:
Hierbij een recept voor een heerlijke Doesburgse mosterdsoep:
Smelt 55 gram boter, doe er 4 eetlepels mosterd bij.
Maak het papje op smaak met laurierblaadjes (2x), peperkorrels, knoflook en gember.
Doe er eventueel vetspek bij.
Laat het even pruttelen en bindt het met 30 tot 60 gram bloem.
Blus het af met Franse cognac en voeg 1 liter groentebouillon toe.
Kook het in tot de gewenste dikte en voeg tot slot wat slagroom toe.
Na afloop zijn cultuurminnende SlowFoodies nog even naar het Lalique museum gegaan, dit museum mag je echt niet missen als je een bezoek aan Doesburg wilt brengen.
Tekst: Geke.