Bezoek aan de Waardenburgse Eendenkooi.

Zaterdag 29 maart 2014.

Samen met de boswachter van Staatsbosbeheer hadden we een excursie naar de Eendenkooi in Waardenburg.

De belangstelling voor de eendenkooi was zo groot dat de deelnemers in twee groepen werden gesplitst, een vroege en een late groep.

Eendenkooien zijn bedoeld om wilde eenden, smienten, talingen en duikertjes te vangen alsmede al wat lust heeft in de vangpijp te vliegen.

Vermoedelijk is het vangsysteem in de late Middeleeuwen in Vlaanderen uitgevonden, maar heeft het in Nederland zijn grootste ontwikkeling meegemaakt.

In de 19e eeuw telde Nederland 1800 kooien, terwijl er in België maximaal enkele honderden voorkwamen.

Dit heeft te maken met het in het verleden zo waterrijke Nederland, nog vóór in Nederland de bemaling van gronden werd geïntensiveerd voor het verbeteren van de kwaliteit van de grond voor de landbouw.

De kooi in Waardenburg is ongeveer vierhonderd jaar oud, maar sinds enige jaren niet
meer in bedrijf en de laatste bedrijfsjaren alleen ten behoeve van het ringen van vogels.

Lodewijk Napoleon stelde eendenkooien vergunningplichtig om de groei van het aantal te temperen.

Tegenwoordig vallen eendenkooien onder de jachtwet en is daarmee het aantal voorwaarden en -schriften verder toegenomen.

Het vangen van eenden in een kooi vereist stilte en rust in de omgeving.

In verband daarmee werd rond een kooi een “paalrecht” gelegd: binnen een straal van 750 meter vanuit het midden van de kooivijver gerekend, mogen alleen met toestemming van de kooiker, activiteiten worden ontplooid.

Deze afstand werd met palen in de omgeving, langs wegen en paden, aangegeven.

Dit recht beslaat een oppervlak van 176 ha!

Een kooi had dus nogal wat consequenties voor de omgeving en het eigendom berustte dan ook meestal bij mensen die veel in de melk te brokkelen hadden.

Het rendement van een kooi bedroeg in de hoogtijdagen wel twintigduizend eenden per jaar, tegenwoordig nog slechts enkele honderden.

Erg scheutig met informatie zijn de huidige kooikers daar niet over, heeft misschien te maken met die jachtwet, mogelijk alleen maar met fiscale consequenties?
De terugloop in vangsten is het gevolg van de genoemde intensivering van bemaling, waardoor de biotoop van eenden is gedecimeerd en daarmee het aantal eenden.

Het vangsysteem bestaat uit een grote lokvijver met “stal-eenden” en in vier tegenover liggende hoeken van de vijver een vangpijp, bestaande uit een ongeveer zestig meter lange met gaas overdekte en langzaam smaller en nauwer wordende sloot.

Vijver en vangpijpen zijn door een systeem van rietmatten afgeschermd van het pad rondom de vijver, zodat de kooiker zich ongezien kan bewegen.
De stal-eenden verblijven overdag op de vijver en gaan ’s avonds in de omgeving fourageren.

Na het fourageren vliegen zij terug naar de eigen eendenkooi en lokken wilde eenden mee naar deze rustplaats.

De kooiker lokt ’s morgens vroeg de teruggekeerde eenden naar de wijde ingang van een bovenwinds gelegen vangpijp door haverkorrels op het water te strooien en door het voer steeds meer dieper in de pijp te strooien worden de eenden verleid de pijp in te zwemmen.

Als de kooiker zich dan bij het begin van de pijp vertoont, schrikken de wilde eenden en vliegen op tegen de windrichting in en daarmee dieper de vangpijp in.

De stal-eenden kennen het klappen van de zweep en zwemmen terug naar de vijver.

De kooiker herhaald dit spelletje enkele malen, ondersteunt door zijn hondje, dat zich soms met wapperende opstaande staart vertoont, daarmee de nieuwsgierigheid van de eenden prikkelend om dieper de pijp in te zwemmen.

Aan het einde van de pijp kan een klep worden dichtgetrokken waardoor de terugweg is afgesneden en de kooiker via een klep in de wand de gevangen eenden stuk voor stuk de pijp uit kan laten gaan.

Rondom de kooi is een aanplant van knotwilgen en –essen, welke hout leverden voor reparaties van de kooi, broedmanden voor de stal-eenden en geriefhout voor de moestuin, brandhout en stelen voor gereedschappen die de smid vervaardigde. Onderhoud aan kooi en aanplant werd gedaan tussen januari en eind augustus, als het eendenseizoen gesloten was.

Wij hebben geen eenden mogen waarnemen bij de kooi, maar wel enkele koppels reeën en buizerd. Op afstand waren vele wulpen en grutto’s te zien.

De vroege groep had na de kooi nog de gelegenheid de kasteeltuin van Neerijnen te bezoeken, waar eenieder werd verwelkomd door een doordringende geur van een Clematis Armandiï bij de poort.

Vele voorjaarsbloeiers, o.a. Scylla’s en Fritillaria’s stonden in volle glorie.

Er zijn vele oude rozenrassen aangeplant, die beloven veel moois voor over enkele maanden.

Om zes uur gingen we aan tafel in Eetcafé Big Bread in Opijnen om een drie-gangen eendmenu te genieten. Dat lukte net als het paddenstoelen-menu in het verleden heel goed.
Het eetcafé was met ons gezelschap van 26 gasten gezellig druk bezet.

Tekst: Gerrit-Jan.